Ga naar de inhoud
Home ยป De beek, de harpspeler en het levensliedje

De beek, de harpspeler en het levensliedje

Volgens het verhaal van Jezus’ ontmoeting met de Samaritaanse vrouw bij de put (Johannes 4,5-26) biedt Jezus water dat ook de dorst van het hart kan lessen. Hij schenkt werkelijk leven. Het water, Jezus en het leven zijn alle drie verbeeld in ‘De beek, de harpspeler en het levensliedje’. De tuin en de veronderstelde tuinman knipogen naar het opstandingsverhaal.

Maja zat in de kerk. Ze begreep niet veel van wat de dominee zei. Ze lette ook niet zo goed op. Maja’s gedachten dwaalden steeds af. Ze dacht aan haar vriendinnetje Puck en de ruzie die ze hadden. Was het haar schuld? Was ze niet veel te kattig geweest? Maja zou het graag weer goedmaken. Maar hoe?

Terwijl ze zo zat te denken, zag ze ineens een deurtje in de kerkmuur. Maja vroeg zich af waar dat op uit kwam. Ze stootte haar zusje aan. Die zag helemaal geen deurtje. Maar Maja zag het heel duidelijk, rechts naast de preekstoel. Na de kerkdienst, toen iedereen aan het koffiedrinken was en druk met elkaar praatte, deed Maja het deurtje open en glipte weg.

Ineens stond Maja in een tuin. Het was een boomgaard. Er stroomde een beekje, er bloeiden bloemen, er stonden allerlei vruchtbomen. De appelboom droeg trots haar vuurrode appels. De perenboom wiegde haar peren als waren het haar kinderen. De sinaasappelboom stond uitbundig oranje te wezen en neuriede het Wilhelmus. De sinaasappelboom keek Maja aan: ‘Waarom heb jij geen vruchten? Je lijkt wel een treurwilg.’ ‘Tja,’ antwoordde Maja, ‘ik ben ook een beetje treurig. Ik heb ruzie met mijn vriendinnetje Puck en ik weet niet hoe ik het goed kan maken.’ ‘Dat is inderdaad treurig,’ zei de sinaasappelboom. ‘En lelijk,’ zei de perenboom. ‘En jammer,’ sprak de appelboom.

Maja keek nog eens goed naar de bomen. ‘Hoe kan het dat jullie zulke vrolijke vruchten dragen? Ik zou dat ook wel willen.’ De bomen glimlachten. ‘Dat komt door de beek,’ antwoordde de appelboom. ‘En door de harpspeler,’ zei de perenboom. ‘En door het levensliedje,’ voegde de sinaasappel er aan toe, ‘daardoor groeien er zoveel vrolijke vruchten aan ons.’

Maja liep naar de beek en wilde er wat uit drinken. Opeens stond er iemand naast Maja. Ze dacht dat het de tuinman was. ‘Dag tuinman, ik wil wat water drinken uit de beek. Misschien dat ik dan minder treurig word.’ ‘Dat is goed,’ zei de man, ‘maar ik ben geen tuinman, ik ben harpspeler.’ Maja keek hem verbaasd aan: ‘Ik zie nergens een harp.’ ‘Klopt,’ zei de man, ‘ik speel niet op een harp, maar op de golfjes van de beek.’ ‘Maja wilde weten wat hij speelde. ‘Ik speel het levensliedje,’ vertelde de man. Maja keek hem vragend aan. ‘Het is een liedje voor droevige mensen om hen weer vrolijk te maken.’ De man knielde en strekte zijn handen uit naar de beek en bespeelde de golfjes alsof het snaren waren. De golfjes van de beek begonnen te ruisen. Steeds luider klonk er muziek. Maja luisterde goed en ineens hoorde zij een liedje dat zo twinkelde en klinkelde dat dat het levensliedje wel moest zijn. Diep in haar hart voelde ze vrolijkheid omhoogstijgen. Ze voelde zich niet treurig meer. Ineens wist Maja ook hoe ze het goed kon maken met haar vriendinnetje Puck.

Maja is weer door het deurtje terug de kerk in gegaan. De mensen snapten niet waar ze vandaan kwam. Maja zelf snapte niet veel van die beek en die harpspeler en dat levensliedje. Ze vond dat niet erg. Ze wist wel dat ze zich nog nooit zo opgelucht had gevoeld als nu. Een week later zat Maja weer in de kerk. Ook deze keer begreep ze niet veel van de dominee. Maja lachte stilletjes voor zich uit. Ze wist: je hoeft alleen maar door dat deurtje naast de preekstoel te gaan, naar de beek en die harpspeler met zijn levensliedje.

Tussen Maja en Puck was alles natuurlijk allang weer goed.