In de Veertigdagentijd heeft het verhaal over een geestuitdrijvingen door Jezus in Lucas 11,14-28 (Matt. 12,22-37; Marcus 3,22-27) vanouds een plaats. Jezus was erop uit mensen van hun negatieve drijfveren te bevrijden tot authentieke mensen. In ‘Al die stemmen’ wordt de authentieke stem in de mens vertaald met het begrip ‘verlangen’.
Misschien heb je Miesje weleens gezien. Maar ik denk dat je haar niet herkende, want Miesje ziet er helemaal niet opvallend uit. Ze heeft een hoofd zoals jij en ik, gewoon met twee ogen, en twee oren. Toch is Miesje’s hoofd bijzonder. Je kunt dat niet zien, want het bijzondere zit aan vanbinnen. In haar hoofd wonen allemaal stemmen. Er zit een stem in die steeds zegt: ‘Omhoog’. Er zit een stem in die almaar zegt: ‘Omlaag’. Er zijn er nog meer: een die steeds ‘Linksaf’ zegt, ‘Rechtsaf’,‘Stop’ of ‘Doorlopen’. Die stemmen praten de hele tijd door elkaar en nog heel hard ook. Ze weten dat zoiets niet netjes is, maar ze doen het toch.
Miesje leed eronder. Als ze wilde gaan slapen, riepen die stemmen haar uit haar slaap. Dat was nog niet het ergste. Als Miesje een roomsoesje zag staan, recht voor haar op tafel, dan verlangde ze natuurlijk naar dat lekkers. Maar dan zei er een stem: ‘Linksaf’ en omdat Miesje een erg gehoorzaam meisje was, liep ze dan naar links. Of een stem riep: ‘Omhoog.’ Dan ging Miesje de trap op, naar haar slaapkamertje. Je begrijpt, dat roomsoesje stond daar maar, totdat het helemaal zuur was geworden.
Nu zijn zure roomsoesjes erg naar. Maar Miesje overkwam iets veel naarders. Ze was met haar vader en moeder op vakantie in de bergen. Miesje had nog nooit zulke hoge bergen gezien. Terwijl ze naar die grote bergen stond te kijken, begon een stem heel hard te roepen: ‘Omhoog!’ Miesje begon te lopen, de berg op. De stem hield aan: ‘Omhoog! Omhoog!’ Miesje liep verder. Ook al had ze blote benen, ze liep door, zelfs voorbij de sneeuwgrens. Op de top van de berg klonk die stem nog steeds: ‘Omhoog!’ Miesje kon niet hoger. Daarom ging ze op een steen zitten huilen. Haar tranen vielen op haar blote benen en bevroren, zo koud was het. ’t Is dat haar vader haar op tijd vond, anders was ze veranderd in een sneeuwpop.
Misschien lag het aan de berglucht, maar die nacht, toen al die stemmen haar weer wakker hielden, kreeg Miesje een goed idee. Dat kan soms zomaar gebeuren. Miesje bedacht dat ze eens moest gaan praten met een engel. De weg van de hemel naar de bergen is niet lang en binnen een paar tellen stond er een engel voor haar bed. Miesje vroeg: ‘Al die stemmen in mijn hoofd, ik wil ervan af.’ De engel antwoordde: ‘Dan moet je naar je eigen stem luisteren.’ ‘Waar zit die dan?’ vroeg Miesje verbaasd. De engel antwoordde verbaasd: ‘Dat weet toch iedereen! Die zit in je kleine teen. En in het puntje van je neus. En in je oorlelletje, in je buik en in je knieën. Je eigen stem zit gewoon in jou.’ ‘Ik hoor anders niks,’ antwoordde Miesje snibbig. ‘Dat moet mij weer overkomen, ze hebben mij nooit een eigen stem gegeven.’
De engel zuchtte: ‘Je hebt wel een eigen stem, maar je luistert niet goed. Verlang je wel eens iets?’ ‘Jawel,’ zei Miesje, ‘naar roomsoesjes, geen zure maar verse.’ ‘Precies,’ zei de engel, ‘dat verlangen, dat is je eigen stem. Daar moet je eens naar luisteren.’ Miesje ging het meteen proberen. Ze liep naar de koelkast. De stemmen riepen allemaal dat ze ergens anders heen moest gaan. Maar nu volgde Miesje haar verlangen, liep gewoon naar de koelkast en at een heerlijk soesje op.
Nu luistert Miesje alleen nog naar haar verlangen. Als ze verlangt naar een soesje, gaat ze naar de koelkast, al vraagt ze het natuurlijk wel eerst aan haar moeder. Als ze een nieuwe fiets verlangt … dan gaat ze ervoor sparen. En als Miesje verlangt een dag niet naar school te gaan … dan moet ze toch. Je kunt natuurlijk ook weer niet alles doen wat je verlangt.