Ga naar de inhoud
Home » De klok met de tijd

De klok met de tijd

De adventsverwachting van de Messias en zijn Rijk vraagt om geduld. Het verhaal ‘De klok met de tijd’ gaat hierover. De ongeduldige moderne mens wordt in het verhaal verbeeld in de eendagsvlieg. De cynische mens, die alleen maar in het zichtbare kan geloven, treedt op als de zwerfkei. Dit verhaal is te combineren met haast alle Bijbelse passages die in de Adventstijd worden gelezen.

De vlieg zoemde rond de oude, statige klok. ‘Waarom sta je daar zo stil klok! Je doet helemaal niks!’ ‘Ik doe wel wat,’ tiktakte de klok, ‘ik sta te wachten.’ ‘Te wachten?’ zoemde de vlieg, ‘waarop dan?’ ‘Ik sta te wachten op een teken uit de hemel.’ De vlieg moest daar hartelijk om lachen: ‘Je lijkt wel getikt.’ ‘Ik ben helemaal niet getikt,’ tiktakte de klok bits. ‘De een staat op de bus te wachten, de ander staat te wachten tot de spoorbomen omhooggaan en ik wacht op een teken uit de hemel.’ Natuurlijk wilde de vlieg weten waarom. De klok vertelde dat hij eigenlijk niet zo goed wist waarom. Maar hij had het gevoel dat dat teken iets nieuws zou zijn, iets dat de wereld mooier zou maken, vrolijker, lichter. ‘Ik heb geen tijd voor het wachten op zo’n vaag teken,’ antwoordde de vlieg. ‘Zie je, ik ben een eendagsvlieg. Ik weet niet wat gisteren is of wat morgen is. Ik heb als eendagsvlieg maar een dag om te leren vliegen, rijk te worden, kinderen te krijgen, te voetballen en te zoenen. Ik heb het zo ongelofelijk druk, omdat ik alleen maar vandaag heb.’ ‘Tja,’ zei de klok, ‘ik heb geen lippen om te zoenen, geen vleugels om te vliegen of voeten om te voetballen. Maar ik kan wel wachten. Want weet je, ik bezit één ding: ik heb de tijd.’

Een paar dagen later zwierf er een kei langs de klok. ‘Dag klok,’ zei de zwerfkei, ‘wat doe je daar?’ ‘Ik sta te wachten op een teken uit de hemel,’ tiktakte de klok. ‘Je lijkt wel getikt,’ lachte de zwerfkei. De klok antwoordde: ‘Toch doe ik het. Ik hoop dat het teken uit de hemel iets nieuws zal brengen, iets dat de wereld mooier zal maken, vrolijker, lichter.’ ‘Ik weet niets van de hemel, zeker niet van tekens van de hemel,’ zei de zwerfkei. ‘Ik lig met mijn buik op de donkere aarde. Onder me voel ik elk dag hetzelfde gekietel van kevers en wormen. Er verandert nooit iets. De aarde blijft altijd donker. Dat is de enige zekerheid die ik bezit.’ ‘Tja,’ zei de klok, ‘zekerheid heb ik niet. Maar één ding heb ik wel: ik heb de tijd.’

De uren verstreken, de dagen, de weken, de maanden … Op een dag kwam er een vrouw bij de klok zitten. ‘Wat kijk je treurig, klok?’ ‘Ik voel me een beetje getikt,’ tiktakte de klok. De vrouw wilde weten waardoor dat kwam. De klok vertelde dat hij hoopte op een teken uit de hemel, iets nieuws dat de wereld mooier zal maken, vrolijker, lichter. Maar hij wachtte al zo lang dat hij bang was dat het nooit zou komen. ‘Ik wacht ook,’ zei de vrouw, ‘al weken, al maanden. Ik verwacht een kind. En ik hoop hetzelfde als jij: dat het de wereld mooier zal maken, vrolijker, lichter.’ De klok lachte: ‘Gelukkig, dan ben ik tenminste niet de enige die op zoiets staat te wachten. Ik zou u wel een zoen willen geven. Maar ik heb geen lippen om te zoenen.’ ‘Ik wel,’ zei de vrouw en gaf de klok een klapzoen. ‘Blijf wachten, ik wens je alle goeds!’ De klok tiktakte: ‘Veel goeds bezit ik niet. Maar één ding heb ik wel: ik heb de tijd.’

Een paar weken later, terwijl de aarde sliep, ging de hemel open. Er werd een kind geboren, ergens in een stal. Er waren engelen, herders, wijzen en ander vreemd volk. Allemaal geloofden zij dat dit kind iets nieuws was, een teken uit de hemel, iets dat de wereld mooier zou maken, vrolijker, lichter. Al zou dat niet zomaar gaan. Het zou ervan afhangen of de mensen de wegen wilden gaan die het kind hun zou wijzen. ‘Daar wacht ik nu op,’ tiktakte de klok, ‘en ik blijf wachten. Ik heb de tijd.’