De komst van de Messias wordt aangekondigd door de profeten en Johannes de Doper. De Messias zal het ware geluk brengen. Maar wat is geluk?
‘De Gelukbrenger’ past vooral bij de verhalen over Johannes in (Matt. 11,2-11; Luc. 3,7-18; Joh. 3,22-30) profetische aankondigingen in bijvoorbeeld Jesaja 9,1-6; 11,1-10 en 42,1-9.
In het Land van Ongeluk was iedereen ongelukkig. Nou ja, er zou ooit iemand eens de slappe lach hebben gehad. En er gingen geruchten dat de vader van de oom van de zus van de koningin ooit met een glimlach rond zijn mond wakker was geworden. Soms lachten er hele jonge kinderen, maar dat leerden ze snel af. Want geluk, nee, daar waren ze in het Land van Ongeluk niet zo goed in. Toch luisterde iedereen met rode oren naar de woorden van Jan. Hij vertelde dat de Gelukbrenger zou komen. Wanneer? ‘Zet je ogen, je oren en je hart open, dan zul je hem opmerken!’
Een tijdje later kwam er een vreemdeling in het Land van Ongeluk. Hij had lange benen, een dikke buik en vooral een grote mond. ‘Ik kom jullie het geluk brengen!’ schreeuwde hij. ‘Doe precies wat ik zeg. Bouw voor mij een mooi paleis. Hang een portret van mij op in alle straten. Vertel dat ik de manier weet om het Land van Ongeluk te veranderen in een land dat voortaan het Land van Geluk zal heten!’
Eerst dachten de mensen dat de man met de lange benen, de dikke buik en de grote mond het geluk zou brengen. De mannen deden precies wat hij opdroeg. Maar de vrouwen vertrouwden hem niet. ‘Mannen met lange benen en dikke buiken kunnen geen kwaad,’ zeiden ze. ‘Maar aan mannen met grote monden heb je niks.’ Ze kregen gelijk, want van de schone beloftes uit de grote mond van de man kwam helemaal niets terecht.
Kort daarna bezocht een vrouw het land. Ze droeg een pimpelpaarse jurk, had felle ogen en een schelle stem. ‘Ik voorspel dat alles anders gaat worden,’ riep zij zo hard dat iedereen er pijn in de oren van kreeg. ‘De zandheuvels zullen in gouden bergen veranderen, er zullen feestelijke slingers in de bomen groeien, het zal nooit meer winter worden en de zon zal elke dag schijnen. Dit land zal een Land van Geluk worden!’
Veel mensen meenden dat de vrouw de Gelukbrenger was over wie Jan had gesproken. Vooral de vrouwen luisterden opgetogen naar haar. Maar de mannen vertrouwden haar niet. ‘Vrouwen met pimpelpaarse jurken en felle ogen kunnen geen kwaad,’ zeiden ze. ‘Maar aan vrouwen met een schelle stem heb je niks.’ Ze kregen gelijk, want de voorspellingen van de vrouw kwamen niet uit.
Op een avond kwam er een fluitspeler aan in het Land van Ongeluk. De mensen letten niet op hem. Er kwam wel vaker een muzikant. ’s Nachts liep de fluitspeler door de straten en speelde zijn lied. Vreemd, een meisje dat ongelukkig was om de ruzie tussen haar vader en moeder, voelde ineens dat alles goed zou komen. Een man die altijd somber was, begreep ineens wat grappen waren. Een vrouw die altijd meende dat zij ziek was, voelde zich zoals zij zich nog nooit had gevoeld: gezond als een vis. Dat gebeurde er allemaal als de fluitspeler langskwam. Niet dat de mensen erop letten. Ach, zo’n fluitspeler.
De mensen dachten nog wel eens terug aan Jan. Dan lachten ze meewarig. Waar was die Geluksbrenger van hem? Ze wisten nu nog zekerder dan vroeger: ‘Wie ongelukkig is, zal dat altijd blijven.’ Maar sommigen, een meisje, een man, een oude vrouw wisten dat dit niet zo was. Ze dachten terug aan dat vreemde moment dat ze zich plotseling gelukkig hadden gevoeld. Was het niet toen die fluitspeler zijn lied had gespeeld? Wanneer zou hij weer komen?