Ga naar de inhoud
Home » Waar bleef de ster*

Waar bleef de ster*

De ster had de wijzen uit het Oosten de weg gewezen. Hij had hen naar het Kerstkind gebracht. Maar daarna was de ster verdwenen. Velen hebben hem gezocht maar nooit meer gevonden. Waar is die ster gebleven?

Toen de wijzen hun geschenken aan het kind hadden gegeven en nog even met Jozef en Maria hadden gepraat, verlieten zij het huis. Daar stonden zij. Ze wisten eigenlijk niet goed wat ze nu moesten doen. Zij gingen maar eens zitten op een muurtje verderop in de straat om na te denken. Toen zij daar zo zaten, daalde de ster die zij gevolgd hadden af van de hemel en ging bij hen zitten. De ster bleek te kunnen spreken: ‘Jullie hebben mij gevolgd en jullie hebben het Kind eer bewezen. Dat was heel goed, het beste zelfs dat jullie konden doen. Jullie mogen daarom een wens doen.’

Eén van de wijzen dacht nog geen seconde na en flapte er uit: ‘Maak ons maar rijk, schatrijk graag.’ Maar de andere wijzen waren wijzer. Zij schudden het hoofd. Nee, dat leek hun geen goede keus. Zij waren toch niet wijs geworden om rijk te worden?

‘Misschien dat we een lang leven mogen hebben …?’, opperde de tweede wijze voorzichtig. Dat leek een beter antwoord. Maar zij bedachten ook dat dat alleen maar aan hen drieën voordeel zou brengen. Misschien was er iets beters te bedenken dat ook voordeel zou brengen aan andere mensen.

Na enig nadenken nam de jongste wijze het woord: ‘Dat licht van u, dat zou ik wel willen hebben.’ Op het moment dat hij dit wenste, legde de ster zijn licht af en het veranderde in drie zakken vol zaad. Het was bijzonder zaad: als goudkorreltjes maar zonder gewicht en stralender.

De drie wijzen namen ieder een zak, bestegen hun kamelen en gingen de wijde wereld in. Overal waar ze kwamen zaaiden ze iets van het zaad. Over rivieren trokken zij, over bergen, langs bossen en meren. Elk land deden zij aan. Overal lieten zij wat van het lichtzaad vallen.

Nu wordt er beweerd dat vanaf die dag telkens iets van dat zaad ergens opkomt. Niet dat er een plantje uit groeit. Als het opkomt dan gebeuren er andere dingen. Dan is er bijvoorbeeld iemand die een ander zomaar toelacht. Of iemand komt op voor een mishandeld dier. Of er is iemand die besluit niet meer voor de leugen maar voor de waarheid te kiezen. Zulke dingen gebeuren er als iets van dat lichtzaad opkomt.

Het schijnt dat iedere dag wel ergens een zaadje opkomt.

(Uit: Stephan de Jong, De droom van de generaal en andere verhalen bij thema’s uit de bijbel, Kok, Kampen, 2002, pp. 25-26)