Ga naar de inhoud
Home » De herder*

De herder*

Ineens waren ze er in een zee van licht. Engelen! De herder schrok ervan. Nog nooit had hij engelen gezien. De engelen hadden een vreemde boodschap. Ze vertelden dat er een kind was geboren. Een heel bijzonder kind, een Godsgeschenk, een kind dat de harten van mensen zou veranderen. Dat kind zou geboren zijn in een stal vlakbij. De verbaasde herder ging met zijn even verbaasde makkers op zoek en vond inderdaad een kind in een stal. Maar wat een armzalig kind was het! Het lag niet eens in een bed maar in een voerbak. Hoe zouden door zo’n armoedig kind de harten van mensen kunnen veranderen? De herder grinnkte en de anderen lachten smalend. Die boodschap van de engelen, dat was allemaal onzin! De herder keerde terug naar de kudde om zijn werk te hervatten.

Toen hij even later onder het werk opkeek, zag de herder in de verte een kleine karavaan. Het waren drie mannen op kamelen, zo te zien wijzen, vermoedelijk uit het Oosten. De herder zei bij zichzelf: ‘Ik wou dat ik zo’n wijze was. Dan zou ik misschien antwoorden vinden op al mijn vragen en iets bereiken in het leven.’ Een engel hoorde wat de herder in zichzelf sprak. Plotseling was de herder veranderd in een wijze.

De herder vond het erg interessant om een wijze te zijn. Hij begreep en wist veel meer dan vroeger. En zijn voorname mantel stond hem goed. Hij sprak met andere wijze mensen en dacht veel na. Maar hij kreeg al gauw door dat wijze mensen niet zoveel kunnen als hij had gedacht. Iemand moet macht hebben om veel te kunnen bereiken. Je moet daarvoor machtig als een koning zijn. ‘Ik zou een koning willen zijn, een koning zoals bijvoorbeeld koning Herodes’, dacht de wijze. Een engel las zijn gedachten. Plotseling was hij in koning Herodes veranderd.

Als koning Herodes genoot de man van zijn rijkdom. Nu had hij macht. Hij hoefde maar met zijn vingers te knippen of dienaren kwamen aangesneld, generaals bogen voor hem als keurige knipmessen en ministers volgden gedwee zijn bevelen op. Maar met één man moest hij nog rekening houden: met keizer Augustus in Rome. Die was de baas over de hele wereld. Koningen zoals Herodes mochten alleen doen wat keizer Augustus toestond. ‘Ik wou dat ik de Romeinse keizer was’, mompelde Herodes. Een engel hoorde hem. Nog geen seconde later bevond hij zich in Rome, in het paleis. Hij keek in een spiegel en zag … keizer Augustus.

Als keizer Augustus voelde hij zich de machtigste man van de wereld. Zijn woord was wet. Niemand stond meer boven hem. Hier was hij aan de top. Maar na een tijdje begon de keizer door te krijgen dat de mensen niet zoveel om hem gaven. Waar de mensen het meest om gaven? Hij hoefde maar om zich heen te kijken en te luisteren waar de meeste gesprekken over gingen: de meeste mensen gaven vooral om geld. Alles draait om geld. Mensen doen alles voor geld. ‘Ik wou dat ik het geld was’, bedacht de keizer. Een engel las zijn gedachte. Van het ene op het andere moment was de keizer veranderd in rinkelend geld.

 Wat een leven! Iedereen was dol op hem. De mensen kropen desnoods door het stof om iets van hem bij elkaar te graaien. Mensen bedrogen elkaar en haalden gemene streken uit om meer van hem te krijgen. ‘De wereld draait om geld. Althans, de mensenwereld. Dieren geven niet om mij’, ontdekte het geld. ‘Alleen dieren gaan hun eigen gang. Ik wou dat ik een dier was’, zei het geld op een dag. De engel die het hoorde, veranderde het geld in een schaap.

Als schaap was hij vrij van alle geldzucht. Geld was opeens niet meer belangrijk voor hem. Hij voelde zich vrij. Hij leefde zijn leven als schaap, knabbelde hier wat, daar wat. Hij kon zijn eigen gang gaan. Tenminste … De enige die hij moest gehoorzamen was de herder. De herder maakte uit naar welke weide de schapen gingen en wanneer zij weer op stal moesten. ‘Ik zou eigenlijk willen dat ik die herder was’, dacht het schaap toen. En ineens was hij weer een herder.

Nu zit de herder bij het houtvuurtje. Het licht van de vlammen speelt over zijn nog altijd verbaasde gezicht. Hij denkt terug aan de vreemde dingen die hem zijn overkomen. Hij denkt terug aan de engelen en hun boodschap over het kind dat de harten van mensen zou veranderen. Die boodschap van de engelen, was het allemaal onzin?

(Uit: Stephan de Jong, De droom van de generaal en andere verhalen bij thema’s uit de bijbel, Kok, Kampen, 2002, pp. 30-32)