Ga naar de inhoud
Home » De herbergier

De herbergier

Het geboorteverhaal volgens Lucas kent een sociale kant. In de Lofzang van Maria komt de omkering van hoog en laag, rijke en arm uitdrukkelijk aan de orde. In het geboorteverhaal van Lucas is er voor het kind geen plaats in de herberg. In het verhaal ‘De herbergier’ wordt deze sociale kant van het Kerstevangelie gethematiseerd.

De herbergier van Bethlehem droeg een prachtige snor. De uiteinden ervan krulden vrolijk omhoog. Dat was altijd zo, maar vandaag nog iets meer. De herbergier huppelde door zijn herberg. Hij zei de bloemen dat ze dat ze fleurig moesten zijn, de zangvogels dat ze mooi moesten zingen en de spinnen dat ze hun webben netjes moesten opvouwen. Het was duidelijk dat de herbergier een bijzondere logé verwachtte.    

De buurman kwam binnen. ‘Herbergier, wat ben je vrolijk vandaag!’ De herbergier lachte: ‘Het is een feestdag. Ik verwacht hoog bezoek, het hoogste dat er is: de nieuwe koning van Israël!’ De buurman keek verbaasd: ‘Hoe weet jij dat?’ ‘Heel eenvoudig,’ vertelde de herbergier, ‘ik heb gehoord van gasten uit het Oosten, dat daar een nieuwe ster aan de hemel is verschenen. De geleerden hebben er heel diep en zelfs nog een beetje verder over nagedacht en toen wisten ze het: in Israël zal vandaag of morgen een nieuwe koning verschijnen. In Bethlehem. Dat hebben ze weer uit de oude boeken van onze profeten. Omdat mijn herberg de enige herberg in het dorp is, moet die nieuwe koning hier wel komen logeren.’

De buurvrouw kwam binnen. Ze had rode konen van opwinding. Voordat zij haar verhaal kon doen, begon de herbergier te vertellen: ‘Groot nieuws, de nieuwe koning van Israël komt straks logeren in mijn herberg!’ De uiteinden van de snor van de herbergier krulden nog meer van vrolijkheid. ‘Er kwam hier vanochtend een Romeinse generaal die hier wilde logeren. Ik zei hem dat hij niet belangrijk genoeg was om een slaapplaats te krijgen. Even daarvoor bood een rijke koopman me een zak vol goud als hij hier mocht slapen. Ik heb ook hem gezegd dat hij niet belangrijk genoeg was. Hier moet plaats blijven voor de nieuwe koning. Gisteren kwamen hier een arme timmerman en zijn zwangere vrouw, die smeekten of ze hier konden slapen. Ze waren zo moe, zeiden ze. Ik heb hen uitgelachen: “Weten jullie armoedzaaiers niet dat deze herberg straks de nieuwe koning zal begroeten?” Ik heb hun aangeraden maar in de stal te gaan slapen. Die leek me goed genoeg voor dat volk.’

De buurvrouw keek de herbergier met grote ogen aan. ‘Weet je het dan niet?’ ‘Wat niet?’ vroeg de herbergier. ‘Weet je het dan niet, van de herders en de engelen vannacht, van het licht, van de ster, van de wijzen uit het Oosten, dat ze naar jouw stal zijn gegaan, omdat daar de nieuwe koning van Israël is geboren? Dat kind van die arme timmerman en zijn vrouw is de nieuwe koning van Israël!’ De herbergier keek naar buiten en zag een ster boven de stal. De uiteinden van zijn snor zakten langzaam naar beneden. De vrolijkheid stroomde weg uit zijn hart.

De buurman en de buurvrouw zeiden hem dat hij maar beter naar de stal kon gaan om de timmerman en zijn vrouw te vertellen dat het hem speet. Met een zwaar hart en een droevig hangende snor ging hij erheen. Hij stotterde dat hij het niet zo bedoeld had, dat het hem speet, dat hij erg dom was geweest, dat hij het voortaan anders zou doen, dat hij op geen van zijn gasten meer zou neerkijken en … Op dat moment lachte het kind in de kribbe naar de herbergier. Het was zijn eerste lachje. De herders, de wijzen, Jozef en Maria begonnen ook te lachen. Het kind keek de herbergier aan. De vrolijkheid keerde terug in zijn hart.

Huppelend ging de herbergier weer naar zijn herberg. Nooit zou hij meer neerkijken op zijn gasten. De uiteinden van zijn snor krulden weer vrolijk omhoog.