Ga naar de inhoud
Home » Vol verlangen

Vol verlangen

Het verlangen van Jozef en Maria
Jozef was verliefd. Hij verlangde naar Maria, elke dag. En hij verlangde ernaar om met haar tetrouwen. En dat ze dan een kind zouden krijgen. En dat ze gezellig met elkaar in een huisje
zouden wonen. Kun je een geheim bewaren? Niemand wist het en mocht het weten: Jozef had
pas een ring gekocht voor Maria, een trouwring. Hij had zich voorgenomen haar te vragen om
met hem te trouwen. Jozef verlangde naar een toekomst met Maria en verwachtte er heel veel
van.
Op een mooie avond ging Jozef naar Maria. Hij had de ring bij zich. Het grote moment was
gekomen. Hij knielde voor Maria neer en zei… niks. Hij kon even niks uitbrengen. Zo vol
verwachting en zo vol zenuwen zat Jozef. Toen begon hij te stotteren. Weet je wat hij
stotterde? Natuurlijk weet je dat: ‘Mmaria, wil je met me trtrouwen?’ En hij pakte haar hand
vast om de ring aan haar vinger te steken. Maria begon ook te stotteren: ‘Jojozef, ikik, moet je
wat vertellen: ik ben in verwachting.’ ‘Ik ook,’ antwoordde Jozef, ‘ik verwacht heel veel van
onze toekomst samen, met een kind en met een huisje.’ Maria vertelde dat ze dat ook hoopte,
maar ze was anders in verwachting: ze was in verwachting van een kind.
Maria legde uit wat er gebeurd was. De engel Gabriël was plotseling verschenen. Hij had haar
verteld dat ze een kindje zou krijgen, een cadeau van God. En niet alleen een cadeau voor
haar, maar voor de hele wereld. Want Maria’s kind zou het verlangen van heel veel mensen
vervullen. Maria keek Jozef aan. Zou hij haar woorden geloven? Zou hij geloven dat God haar
dit kind had gegeven? Jozef was even stil. Toen pakte hij Maria’s had en schoof de ring aan
haar vinger. ‘Ik hou van je, Maria.’ Hij had zo lang naar haar verlangd. En naar een kind. En
als God hun verlangen zo vervulde, dan zou het wel goed zijn.


Het verlangen van de ezel
Verlangen? Van dat woord had de ezel nooit gehoord en hij wist niet wat het was. Je ziet,
ezels zijn wel eens een beetje dom. Haast zo dom als mensen. Die weten wel wat verlangen is,
maar begrijpen niet altijd wat andere mensen verlangen. Zoals de baas van de herberg niet
begreep dat Jozef en Maria na een lange tocht verlangden naar een slaapplaats. Maria had de
hele dag op de ezel gereden en daar word je moe van. Trouwens, in het echte Kerstverhaal
staat niks over een ezel, maar er staat wel meer niet in. Bijvoorbeeld ook niet dat die baas van
de herberg een vriendelijke vrouw had, die wel begreep wat Jozef en Maria verlangden. Ze
bracht hen naar een stal. In het zachte stro konden ze rusten. Ook de ezel mocht er uitrusten
na een lange dag sjouwen. En de os hield hem gezelschap, al staat die ook nergens in het
echte Kerstverhaal, maar dat kan me niks schelen. Veel rust kregen ze trouwens niet. Ineens
klonk er gehuil. Kindergehuil. Babygehuil. Maria had haar kindje gekregen. Het leek of het in
de stal lichter werd en of alles mooier werd en stiller. De muizen die altijd ruzie maakten,
hielden daarmee op. De eend die te pas en te onpas kwaakte, hield daarmee op. De vogels die
altijd kwetterden, hielden hun snavel. In de stal was het plotseling vrede. Zou dat met dat kind
te maken hebben? De ezel meende van wel. Hij had nooit naar vrede verlangd, want van
verlangen had hij geen verstand. Maar hij begreep wel dat dit kind van Jozef en Maria vrede
bracht. Hij begreep dat beter dan veel mensen, die vaak dommer zijn dan een ezel.


Het verlangen van de kamelen uit het Oosten
Verlangen? Zou dat in de kop van een kameel zitten? Ik denk van wel. Waarom ik dat denk?
Dat zal ik je vertellen. In de tijd van Jozef en Maria leefden er ergens in het Oosten drie wijze
koningen. Die hadden niet veel te doen, want, tja, koningen hebben dienaren om voor hen
dingen te doen. Daardoor hadden die koningen alle tijd om naar de sterren te kijken. Dat
vonden ze plezierig. Je ontdekt altijd weer een nieuwe ster. Zoals die keer dat er een heel
opvallende ster aan de hemel verscheen. Wat betekende die ster? ‘Het is gewoon een
bijzondere ster, meer niet,’ meende een van de koningen. Op dat moment schudde diens
kameel zijn kop. De tweede koning zei: ‘Die ster is niet een gewone bijzondere ster, maar een
heel bijzondere ster. Ik denk dat deze ster een grote ramp aankondigt.’ De kameel van die
koning schudde op zijn beurt zijn kop. De derde koning dacht lang na en zei: ‘Deze ster is niet
alleen bijzonder, ook niet heel bijzonder, maar bijzonder bijzonder. Dit moet de ster van het
verlangen zijn.’ Zijn kameel knikte nu van ja. Toen wisten ze het: de ster van het verlangen
was verschenen. Welk verlangen? De koningen zochten hun boeken erop na. Ze lazen dat het
ging om het verlangen naar vrede en dat een heel bijzonder kind die vrede brengen zou. In
hun boeken stond ook waar het zou worden geboren: in Bethlehem. De drie koningen pakten
hun spulletjes en nog wat leuke kindercadeautjes, zoals mirre, wierook en goud, bestegen hun
kamelen en gingen op reis. De koningen verlangden het kind te begroeten. De kamelen
verlangden dat ook. Zo weet ik dat kamelen ook kunnen verlangen.


Het liedje van verlangen van de engel
Een tijdje later en een eindje verderop lagen er herders in het veld. Zomaar op de harde grond
in de kou. Verlangden ze niet naar een zacht bed? Nee. Verlangden ze niet naar een warme
kachel? Nee. Wat verlangden ze dan? Niks. Nou ja, dat er geen wolf kwam om hun schapen
op te eten, dat was het laatste beetje verlangen dat ze nog hadden. Maar verder verlangden ze
niks. Hun harde en armoedige leven had hun geleerd dat verlangens toch niet vervuld worden.
Verlangens zijn dromen en dromen zijn… ach, je weet het wel, bedrog en bedriegerij en
begoocheling en nep en fop en nog meer van die dingen. Nee, die herders hadden zoveel
teleurstellingen gehad, dat al hun verlangens waren weggevlogen.
Maar op een avond kwam er iets aangevlogen. Wat? Je weet het misschien al als je wel eens
eerder Kerst hebt gevierd: er kwam een engel aangevlogen. Die begon een liedje te zingen.
Een liedje van verlangen: over vrede en over God. Wat de herders deden toen ze dat hoorden?
Ze lachten zich slap. Want een engel kan niet bestaan en God niet vrede al helemaal niet.
Maar toch zong die engel dat. Hij begon te vertellen over een kind dat was geboren, even
verderop in een stal, en dat kind zou het verlangen van heel veel mensen vervullen. Ook van
mensen die niks meer verlangden, zoals de herders. Geloofden ze hem niet? Nou, er kwamen
nog veel meer engelen om dit te vertellen. En allemaal zongen ze het liedje van verlangen.
Geloofden de herders het nog niet? Nou, dan moesten ze maar gaan kijken in die stal en met
hun eigen ogen dat kind gaan zien.


Een stal vol verlangen
De herders kwamen de stal binnen. Even later de wijzen uit het Oosten. Ze merkten hoe
opvallend licht het in de stal was. Het licht kwam uit de voederbak waar het kind lag. ‘De
kribbe,’ zei de ezel kribbig. Hij was namelijk nogal gehecht aan dat oude woord. Verder hield
hij zijn mond. Het werd heel stil in de stal. De herders keken naar het kind. De wijzen keken
ernaar, net als Jozef en Maria, de ezel, de kamelen, de schapen, de muizen, de eenden en de
vogels. Ze zagen de ogen van het kind. In die ogen opende zich een nieuwe wereld. Een
wereld van licht, goedheid, vrede. De stal stroomde vol. Niet met nog meer mensen en dieren,
die waren er al genoeg. Nee, de stal stroomde vol met verlangen. En ieder die er was, raakte
vol van verlangen. Verlangen naar… Wat denk jij?