Ga naar de inhoud
Home » Franciscus en de Kerststal

Franciscus en de Kerststal

Ken je Franciscus? Wie? Franciscus van Assisi. Ik denk niet dat je hem kent, want hij leefde 800
jaar geleden in Italië. Maar hij was zo’n goed en liefdevol mens, dat veel mensen nog altijd
verhalen over hem vertellen. Hij hield van mensen en van God. En van verhalen en van Kerst en
van de kerststal. Sterker nog, hij was het die bedacht heeft dat er met Kerst een kerststal in de
kerk of thuis zou moeten worden gebouwd.


Op een dag ging Franciscus naar zijn vriend Giovanni. Ze praatten over Kerst en kregen een idee:
ze wilden iets maken waardoor de mensen zich de geboorte van het Kerstkind levendig konden
voorstellen. Giovanni begon meteen, want het was de dag voor Kerst. Hij had achter zijn huis een
oud vervallen schuurtje staan. Dat zou de stal worden. Giovanni ging naar zijn buurvouw en vroeg
haar of ze nog een oude voederbak had. In het Kerstverhaal staat immers dat de kleine Jezus
daarin werd gelegd. ‘O, je bedoelt een kribbe,’ zei ze, ‘zeg dat dan. Natuurlijk heb ik die voor je.’
De buurvrouw had ook nog stro en dat werd in de kribbe gelegd.


Maar hoe kwamen ze aan een kindje? Een pop misschien? Het buurmeisje had er nog wel een en
ging die direct halen. Terwijl Giovanni en de buurvrouw op haar wachtten, kwamen er twee
onbekenden aan, een man een een vrouw. De vrouw was hoogzwanger en kon elk moment haar
kindje krijgen. Ze vroegen of ze hier ergens konden overnachten. In de herberg was geen plaats
voor hen. Waar moesten ze slapen? Giovanni zei dat het niet in zijn schuur kon, omdat daar het
Kerstfeest zou worden gevierd. De buurvrouw zag hoe moe de vrouw was en zei dat die vrouw
natuurlijk een plaats in de schuur zou kunnen krijgen. ‘Dan maken we volgend jaar die kerststal
wel.’ Ze haalde nog meer stro, zodat de vrouw zacht kon liggen. Wat waren die vrouw en die man
de buurvrouw en Giovanni dankbaar! Niet lang daarna, de avond was al gevallen, gebeurde het:
het kind werd geboren. In die stal. De vader pakte het jongetje op, wikkelde het in wat oude
doeken en legde het in de kribbe.


Piepend ging de deur van de schuur open. Er stonden een ezel en een os in de deuropening. Ze
hadden gehoord dat er een kerststal zou worden gebouwd. Ze kenden het verhaal over de
geboorte van Onze Lieve Heer en hadden het altijd jammer gevonden dat er geen ezel en geen os
in het verhaal voorkwamen. Daarom wilden nu graag wel in de kerststal. De jonge moeder vond
het goed. De jonge vader vond het nog beter. De ezel en de os waren immers dieren die de mensen
trouw hielpen. De os hielp de boeren. De ezel sjouwde met allerlei spullen op zijn rug. Soms droeg
hij ook mensen. Als geen ander wist hij dat ieder mens soms gedragen moet worden. Daarom
waren de os en de ezel meer dan welkom bij het Kind, dat later zelf zoveel mensen geholpen en
gedragen heeft.


Weer ging de deur open. Een oude blinde herder en zijn zoon kwamen binnen. De zoon had licht
zien branden in Giovanni’s schuur, die anders altijd donker was. Een paar schapen glipten met
hen naar binnen. Nieuwsgierig staarden de schapen in de kribbe en een van hen raakte met zijn
snuit het kind voorzichtig aan. Het kind lachte – zijn eerste lach! Daarmee keek het kind naar de
blinde herder. Ook de oude herder begon te lachen, want hij zag tot zijn verwondering de lach van
het kind. Het had zijn oude duisternis doen verdwijnen; hij kon weer zien! Wat was dit voor een
kind?!


Er werd op de deur geklopt. Er stonden drie koningen voor de deur. Het hoog bezoek vroeg
nederig of ze binnen mochten komen. Ze reisden achter een ster aan. Dat deden ze al heel lang.
Sinds de geboorte van Jezus in Bethlehem, eeuwen geleden, waren ze nooit meer opgehouden
achter de ster aan te reizen. De drie koningen keken met grote ogen de stal in, naar de jonge vader
en moeder, het kind in de kribbe, de herders en de schapen. Het kwam hun allemaal zo bekend
voor. Zachtjes mompelde een van de koningen: ‘Kerst doet zijn werk niet in het jaar nul, maar nu,
als je werkelijk ziet dat Onze Lieve Heer heel dichtbij is gekomen.’ Wat bedoelde hij daarmee?
Denk er maar eens over na. Soms duurt het een tijdje voor je een wijze opmerking echt goed
begrijpt.


Inmiddels was in het dorp bekend geworden dat er iets bijzonders aan de hand was achter het
huis van Giovanni. De dorpelingen kwamen in de nacht met fakkels naar het schuurtje dat was
omgetoverd in een kerststal. Franciscus kwam ook kijken. Zijn vrienden de vogels fladderden om
hem heen en zette zich neer op een balk onder het dak. Ze bogen eerbiedig hun kopjes voor het
kind in de kribbe en begonnen te zingen. Vast en zeker kerstliedjes. De engelen hoorden het ook
en vlogen stilletjes het schuurtje binnen. Ze gingen naast de vogels onder het dak zitten en zongen
met hen mee. Franciscus en alle anderen in het schuurtje kregen tranen in de ogen, zo mooi was
het allemaal.


Vandaar dat ze besloten dat er voortaan elk jaar een kerststal moest worden gebouwd. Wat die
wijze had gezegd was waar: ‘Kerst doet zijn werk niet in het jaar nul, maar nu, als je werkelijk ziet
dat Onze Lieve Heer heel dichtbij is gekomen.’