Een verhaal voor bij een doop. Het water van de doop heeft verschillende symbolische betekenissen. Het maakt de aarde vruchtbaar waardoor groei mogelijk is. Je kunt er vuil mee afwassen. Je kunt erin verdrinken. Bij de doop wordt met water gezegd: we gunnen dat je leven vruchtbaar zal zijn, dat elke keer weer het vuil van je verleden zal worden afgewassen en, ook al gaan de golven soms hoog in je leven, dat je er niet bang voor hoeft te zijn. En, als je eens zal verdrinken in de dood, dan is er Godzijdank redding.
Nee, zonder water kun je niet. Dat wist de duif maar al te goed. Vooral als zij een eind gevlogen had, dan dronk ze wel een halve plas water leeg.
Op een van zijn tochten vloog ze langs haar vrienden de rozen. Die stonden altijd rechtop en toonden aan iedereen hun mooie rode blaadjes. Maar deze keer niet. De duif landde naast de rozen en vroeg wat er aan de hand was. ‘Wuzzijveldlo,’ antwoordden ze. ‘Doe eerst eens die blaadjes voor je mond weg,’ zei de duif, ‘ik versta er niks van.’ ‘We zijn verdroogd,’ maakten de rozen duidelijk. Het heeft veel te lang niet geregend.’ ‘O, is dat alles?’ zei de duif. Ze ging naar een sloot een eindje verderop, maakte haar vleugelveren nat en sprenkelde de druppels over de rozen. Het duurde niet lang of ze stonden weer rechtop en groeiden vrolijk verder omhoog.
Tijdens een andere tocht zag de duif haar vriend de mol. Die zag ze niet zo vaak, want meestal liep hij rond onder de grond. Maar nu zat hij midden in een molshoop zich te krabben. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg de duif. ‘Jeuk, niet leuk,’ antwoordde de mol, ‘er zit allemaal vieze aarde tussen de haren van mijn vel. Jeuk, niet leuk.’ De duif ging naar een waterplas een eindje verderop, maakte haar vleugelveren nat en sprenkelde de druppels over de mol. Zo werd de mol schoongewassen en een glimlach op zijn mollensnoet getoverd. Die zie je niet vaak, doordat het beestje nu eenmaal meestal onder de grond zit.
Niet heel lang hierna zag de duif haar vriendin de moedereend. Ze zwom in de vijver en op de kant stonden haar kleine eendenkinderen. Wat was er aan de hand? ‘Mijn kinderen willen het water niet in,’ antwoordde de moedereend. ‘Waarom niet?’ vroeg de duif aan de jonge eendjes. ‘Omdat het water gevaarlijk is, je kan erin verdrinken. Het golft. Het glanst zo raar. En het schijnt ook nog nat te zijn.’ De duif liep naar de vijver, maakte haar vleugelveren nat en sprenkelde de druppels over de jonge eendjes. ‘Kijk maar, er gebeurt niks, je hoeft niet bang te zijn van het water.’ De jong eendjes keken eerst argwanend naar de druppels op hun donshaartjes, maar toen zei het eerste eendje: ‘Koel’. Het tweede zei: ‘Kietelt. Het derde: ‘Kwak.’ Daarna lieten ze zich een voor een in het water glijden. Samen met de moedereend zwommen ze vrolijk kwakend weg. De duif ging weer naar huis en dacht na over het water. Wat ze dacht? Dat weet ik niet. Dat zei ze niet. Maar ik weet wel dat een paar kleine druppeltjes water heel belangrijk kunnen zijn.