De heilige Geest kan in de wereld om ons heen zijn, in mensen naast ons en ook in onszelf. Sommigen noemen het de stem van het geweten, anderen een innerlijke zekerheid of innerlijke overtuiging. Over de Geest als innerlijke stem gaat ‘De stem van de overkant’.
Maartje Haas was, de naam zegt het al, een haas. Ze had een oma die ziek was. ‘Oma, bent u niet bang?’ vroeg Maartje. Maar oma Haas schudde het hoofd: ‘Nee, ik luister altijd naar de stem van de overkant. Die maakt me rustig. Door die stem van de overkant ben ik niet bang.’ Toen ging oma slapen. Een glimlach lag over haar gerimpelde snoet.
Maartje Haas liet oma maar slapen, al had ze een brandende vraag: ‘Waar kan ik die stem van de overkant horen die me rustig kan maken?’ Dat wilde Maartje graag weten, want ze was vaak zo bang als een haas. De naam zegt het al.
Opeens hoorde Maartje vaag vanbinnen een stemmetje: ‘Je bent in de oehoelanden …’ Wat had dat nu te betekenen? Had dat met een uil te maken? Maartje ging naar meneer de uil. Deze sliep nog dieper dan oma. Maartje maakte hem wakker: ‘Waar kan ik de stem van de overkant horen?’ De uil opende een oog en zei alleen: ‘Laat me met rust, want ik luister net naar de stem van de overkant. Die maakt me zo heerlijk rustig.’ Meteen sliep hij weer verder.
Even later hoorde Maartje weer dat vage stemmetje vanbinnen: ‘Je bent in de koeientanden …’ Maartje besloot naar de koe te gaan. ‘Boe,’ zei het beest. Maartje werd boos: ‘Je hoeft me aan het schrikken maken! Ik ben toch al bang als een haas, mijn naam zegt het al. Weet u iets over die stem van de overkant? De koe antwoordde: ‘Ik zeg alleen ‘boe’ omdat dat zo lekker loeit. De stem van de overkant maakt me zo rustig, dat ik alleen nog maar loei wat ik leuk vind.’
Maartje Haas werd ook van de koe niets wijzer. Weer klonk het vage stemmetje in haar: Je bent in roethanden …’ Maartje begreep er niets van. Moest ze haar handen zwart maken? Ze vond een pot met roet en maakte haar pootjes zwart. Terwijl ze daarmee bezig was, liep er een lieveheersbeestje voorbij. Maartje tikte hem om zijn rug: ‘Hé, lieveheersbeestje …’ ‘Pas op,’ zei het beestje, ‘je maakt met je zwarte poten allemaal zwarte stippen op mijn mooie rode rug. Wat moet je van me?’ Maartje Haas zei dat ze vaak bang was als een haas. ‘Weet jij iets van de stem van de overkant die mij misschien rustig kan maken?’ Het lieveheersbeestje knikte en wilde verder lopen. Maar Maartje hield hem tegen: ‘Vertel dan, waar kan ik die stem van de overkant horen?’ Het lieveheersbeestje keek haar verbaasd aan. ‘Weet je dat dan niet? Ik dacht dat jullie hazen zo stil konden zijn.’ Maartje keek hem verwonderd aan: ‘Ja, natuurlijk kunnen wij stil zijn. Als je bang bent als een haas, houd je je wel stil. Stel je voor dat ik een vos of een wolf wakker zou maken.’ Het lieveheersbeestje zei: ‘Nou, wees dan eens stil, mevrouw de praathaas, heel stil, echt stil, muisstil, windstil.’ Maartje hield haar mond en luisterde. Ineens hoorde ze weer het stemmetje vanbinnen. Maar nu duidelijker. Ze luisterde heel goed en nu hoorde ze het stemmetje heel helder. Het zei niet iets over oehoelanden, of koeientanden of roethanden. Het zei: ‘Je bent in goede handen.’ Op dat moment voelde Maartje zich heel rustig worden.
‘Stil worden, dat is het geheim,’ zei het lieveheersbeestje. ‘Luister naar je hart, als je daar een stem hoort die je rustig maakt, is dat de stem van de overkant.’ Maartje bedankte het lieveheersbeestje voor zijn goede raad. Nooit meer heeft ze die vergeten. Vandaar dat hazen meestal heel stil door het veld lopen.
Die zwarte stippen op de rode rug van het lieveheersbeestje zijn trouwens nooit meer verdwenen.