Ga naar de inhoud
Home » De kerk die struikelde

De kerk die struikelde

Op deze plek stond eens een hele grote kerk. Elke ochtend keek ze in de spiegel en zei: ‘Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, ben ik niet de mooiste kerk van heel het land?’ Omdat de spiegel geen ‘nee’ zei, meende die kerk dat ze inderdaad het allermooiste was. Dan zette de kerk haar toren recht, ze liet haar prachtige klokken even luiden en blies de bladeren van haar dak. De kerk vond het jammer dat er weleens mensen door haar deuren naar binnen gingen. Hun vieze voeten maakten haar vloer vuil. Eigenlijk had die kerk een hekel aan mensen.

Op een nacht is de kerk aan de wandel gegaan – vraag me niet hoe het kan – op zoek naar een mooie eenzame plek. Ze liep naar de hei. ‘Hè hè,’ zei de kerk, ‘hier is het rustig en heb ik geen last van mensen. Zo blijft mijn vloer gelukkig schoon.’ Zo stond de kerk daar een paar dagen mooi te wezen, heel mooi zelfs. Ze liet haar kleurige ramen schitteren in de zon en speelde en vrolijk deuntje op het orgel.

Maar na een tijdje begon de kerk zich te vervelen. Het was wel heel erg stil op de hei. Er kwam niemand. De kerk begon het zelfs een beetje te missen om te mopperen op de mensen en hun vieze voeten. De kerk bedacht wat ze zou kunnen doen. Nu lag er in de kerk al jaren een groot dik boek. Ze had er nog nooit in gelezen. De kerk besloot eens te gaan kijken wat er in dat boek stond. Ze begon te lezen over een kind dat geboren werd in een stal. Dat vond die deftige kerk natuurlijk niks, zo’n vieze stal. Ze wilde het boek al sluiten maar toen viel haar oog op andere verhalen over dat kind. Ze las, ze las, ze las. Wel heel de nacht lang. Toen had ze het boek uit.

’s Morgens deed ze iets geks. Ze vroeg niet: ‘Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, ben ik niet de mooiste kerk van heel het land?’ Nee, ze vroeg: ‘Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste mens van heel het land?’ Dan dacht ze terug aan dat boek en die man over wie ze gelezen had. Ze dacht vaak aan die man. Wel vier dagen lang. En toen nog een dag. Ineens wist ze het: ‘Ik ben er niet voor mijzelf, ik ben er voor de mensen. Die moeten zich thuis voelen bij mij!’ De kerk kwam in beweging. Ze wilde terug naar haar oude plek om er te zijn voor de mensen. Dat wilde ze zo graag, dat ze begon te rennen. Nu is het al heel gek dat een kerk kan lopen. Maar een kerk die gaat rennen? Bons! De kerk struikelde en viel uiteen in duizend en nog meer stenen!

De mensen vonden ’s ochtends al die stenen. Ze waren er blij mee. Ze bouwden er huizen van, zodat ze beschermd waren voor kou en regen. Van de stenen die ze over hadden, bouwden ze een eenvoudige kerk. Ze vonden het belangrijk dat er een plek was waar dat oude boek werd bewaard over dat kind, die stal en die man. De kerk was niet zo trots meer als vroeger. Wel keek ze nog elke ochtend in de spiegel. Maar dan zei ze niet: ‘Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, ben ik niet de mooiste kerk van heel het land?’ Nee, ze zei: ‘Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de mooiste mens van heel het land?’ Dat doet ze nog steeds, elke dag. En wij komen er ook en luisteren naar de verhalen over de mooiste mens van heel het land.