Er was eens een man die zo rijk was dat ik je niet kan vertellen en jij niet kunt begrijpen hoe rijk hij was. De man wist het wel en zorgde ervoor dat hij nog rijker werd. Op eerlijke manieren of oneerlijke, dat maakte hem niet uit. Het enige wat voor hem telde, was wat hij bezat.
Op een nacht verscheen hem in een droom de dood. De dood waarschuwde de man dat hij hem binnenkort kwam halen. Angstig vroeg de man of hij alles wat hij bezat mocht meenemen. De dood knikte: ‘Als je maar begrijpt dat je alleen kunt meenemen wat je hebt weggegeven, want dat blijft altijd.’
De volgende ochtend werd de man wakker en overdacht de wonderlijke woorden van de dood. Hij dacht er een hele dag over na, en nog een dag en nog een dag. Na die dag heeft hij al zijn goudstukken in een zak gedaan en is ’s nachts op pad gegaan. Bij elk huis waar hij dacht dat er gebrek was, wierp hij een paar goudstukken in de tuin. De bewoners vonden die ochtend tot hun verbazing en vreugde de goudstukken. Sommige, die onder bladeren of in een greppel terecht waren gekomen, werden niet gevonden en bleven liggen op de grond. Nadat de man al zijn goud had weggegeven, stierf hij.
Op de plaatsen waar zijn goudstukken zijn blijven liggen, verschijnen nu elk voorjaar gekleurde bloemen. ‘Krokussen’ heten die. Waarom weet ik niet. Maar ik weet wel dat zij eraan herinneren dat alleen wat je weggeeft, blijft.