‘Stokker,’ heette hij, ‘Stokker de schildpad.’ Maar de dieren in het bos noemden hem vaak ‘Stakker’. Dat vond Stokker naar. Maar nog naarder was dat ze gelijk hadden. Stokker tobde namelijk over van alles. Hij zat ermee dat hij op school onvoldoendes kreeg, voor rekenen bijvoorbeeld. Hij maakte zich zorgen over zijn zusje omdat ze zich nooit zorgen maakte. Hij vond het ook jammer dat hij niet kon voetballen. Nu zul je zeggen, dat kunnen de meeste schildpadden niet, maar dat had Stokker nooit bedacht. Nu was er nog iets naars aan de hand met Stokker. Elke keer als hij iets sombers dacht, werd zijn schild zwaarder. Als hij zei dat twee en twee vijf is, dan lachte iedereen hem uit. Dat gelach om hem drukte zwaar op zijn schouders. Elke onvoldoende drukte zwaar op zijn schouders. Elke keer als hij vond dat hij tekortschoot, drukte dat zwaar op zijn schouders. En zo werd zijn schild elke dag een beetje zwaarder. Daardoor ging hij steeds langzamer lopen. Want als je een zwaar schild met je mee moet slepen, ja dan loop je wel als een stakker.
Op een dag strompelde Stokker langs de boom van de uil. De uil was aardig, want hij had Stokker nooit ‘Stakker’ genoemd. De uil zei: ‘Het lijkt wel of je elke dag langzamer gaat lopen. Je wordt nog eens zo langzaam als een schildpad.’ ‘Dat ben ik ook,’ zei Stokker. ‘En wat zo naar is, mijn schild wordt steeds zwaarder door alles wat ik verkeerd doen. Doordat u zei dat ik zo langzaam loop, wordt mijn schild weer een beetje zwaarder.’ ‘Dat spijt me oprecht,’ zei de uil. ‘Maar wordt het niet eens tijd dat je je schild gewoon maar eens uitdoet? Dan kun je een stuk sneller lopen.’ Stokker schudde van nee: ‘Ik durf mijn schild niet uit te doen, want dan sta ik in mijn blootje en dat lacht iedereen me uit.’ De uil schudde zijn wijze hoofd: ‘Kijk hier eens naar mijn kuikens. Zie je, ze zijn helemaal bloot, op een paar donshaartjes na. Niemand lacht ze toch uit? Je moet gewoon worden als deze kinderen.’ Stokker keek eens naar de kuikens: ‘Moet ik zo bloot worden als zij?’ ‘Waarom niet?’ zei de uil. ‘Dan word ik een uilskuiken, net als zij,’ antwoordde Stokker. ‘Nee hoor,’ zei de uil, ‘je wordt alleen maar lichter. Als je maar wordt als deze kinderen.’
Stokker stond heel lang na te denken. Dat viel niet op, omdat hij alles toch al zo langzaam deed. Plotseling nam hij een beslissing: hij deed zijn schild af en stond daar zomaar in zijn blootje. Lachte iemand hem uit? Niemand. Hij begon te dansen, voor het eerst in zijn leven. Er was niets meer wat op zijn schouders drukte. Nog nooit had hij zich zo vrij gevoeld en zo rustig.
Tegen de avond verdween de zon. Stokker kreeg het koud. De uil zei dat hij in de kast nog een schild had liggen dat niet zo zwaar was. Dat moest Stokker maar aantrekken tegen de kou. Dat heeft Stokker gedaan. Soms zie je hem weleens voortkruipen met zijn schild. Hij kruipt nog altijd heel langzaam. Maar dat komt niet doordat hij zo’n zwaar schild op zijn schouders heeft. Het komt doordat hij zich vanbinnen zo rustig voelt. Waarom zou je je dan haasten?