Ga naar de inhoud
Home » Lange tenen

Lange tenen

Kwibus had lange tenen. Hij had geen gewone lange tenen maar hele lange tenen. In het hele land had niemand zulke lange tenen als hij. Behalve Hendrika, haar tenen waren ook heel lang. Ze hadden eigenlijk nooit gemeten wie nu precies de allerlangste had.

Nu is het wel bijzonder om lange tenen te hebben, maar het is niet prettig. Veel mensen gaan daarop staan. Dat was ook bij Kwibus zo. Steeds als mensen op zijn tenen gingen staan, werd hij heel erg boos. Wat hij met die boosheid deed? Elke keer stopte hij die boosheid in zijn rugzak. Je begrijpt, die rugzak werd zwaarder en zwaarder. Tenslotte was de rugzak van Kwibus zo zwaar van al zijn boosheid, dat zijn rug gemeen pijn begon te doen.

Vandaar dat Kwibus naar een dokter ging. Die gaf hem antirugpijnpillen. Die hielpen even tegen de pijn, maar toen de pillen op waren, kwam de rugpijn weer terug.

Kwibus besloot naar een betere dokter te gaan. Die zei: ‘Het is heel eenvoudig, ik zal je lange tenen er afzagen.’ Hij pakte een tenenzaagje en voordat Kwibus er erg in had, lagen zijn tenen eraf, alle tien. Maar lange tenen hebben een vreemde eigenschap: die groeien heel snel weer aan. Dat was ook bij Kwibus zo.

Kwibus besloot op zoek te gaan naar een tovenaar en hem te vragen om alle boosheid uit zijn rugzak weg te toveren. Het was een hele knappe tovenaar, dat wel. Hij kende ontelbare toverspreuken en misschien nog wel duizend meer. Zijn huis lag vol toverstokjes, zo vol dat er geen plaats meer was voor een bed en de tovenaar ’s nachts buiten moest slapen. Maar geen enkel toverstokje of toverspreuk kon de boosheid uit Kwibus’ rugzak wegtoveren. Zo vast zat die boosheid.

Kwibus sjouwde langs de wegen met zijn zware rugzak vol boosheid. Verderop zag hij Hendrika aankomen, die Hendrika met de lange tenen. Kwibus had een paar keer op haar lange tenen gestaan en was bang dat ze nog altijd heel boos was op hem. Toen ze dichterbij gekomen was, keek hij haar aan en zei: ‘Hendrika, doe niet zo gek.’ ‘Waarom zeg je dat,’ vroeg Hendrika verbaasd. ‘Je lacht naar me,’ zei Kwibus, ’terwijl je heel erg boos zou moeten zijn, omdat ik een paar keer op je lange tenen heb getrapt. Het is heel raar dat je lacht en ook heel vreemd en ook nog ongewoon.’ Hendrika lachte nu nog hartelijker. Kwibus keek verbaasd en vroeg: ‘Zit jouw rugzak niet vol boosheid?’ ‘Kijk eens goed naar me,’ antwoordde Hendrika, ‘ik draag geen rugzak meer, ik heb hem weggegooid. Dat reist een stuk lichter. Moet je ook eens proberen.’ Kwibus wou zeggen dat hij zijn rugzak niet kon weggooien, omdat die bij hem hoorde. Maar toen hij zag hoe vriendelijk Hendrika hem toelachte, begon hij ook te lachen. Hij was zo blij dat Hendrika niet boos op hem was. Voordat hij er erg in had, was door al dat lachen zijn rugzak van zijn rug af gegleden. Wat voelde hij zich licht!

De mensen trapten nog weleens op de lange tenen van Kwibus. Soms werd Kwibus dan boos, maar dat was maar even. Hij gooide zijn boosheid gewoon weg en bewaarde die niet meer in zijn rugzak. Die had hij niet meer. In plaats van boos te zijn, lachte Kwibus nu meestal. Sommige mensen noemden hem daarom een rare Kwibus. Maar de meeste mensen vonden hem nu wel een leuke rare Kwibus.