Lang geleden was er een heer die een prachtige boerderij had. Hij verbouwde er aardappelen, wortels, andijvie en, als hij er zin in had, appelmoeslollies. Hoe hij dat deed, weet ik niet maar ze waren erg lekker. Op een dag moest de heer op een verre reis. Hij zei tegen zijn waakhond dat hij goed op de boerderij moest passen. De hond blafte drie keer ‘ja’, want waken deed hij graag.
Waken deed de waakhond niet alleen graag maar ook goed. Veel te goed eigenlijk. En dat is weer slecht. Tenminste dat vond Hark. Hij was een dienaar van de heer van de boerderij. Deze had hem opgedragen om er eens te gaan kijken. De heer wilde weten hoe het met zijn aardappelen, wortels, andijvie en appelmoeslollies ging. Toen Hark bij de boerderij kwam, sprong de waakhond uit zijn hok. Hij blafte zo hard dat de wolken ophielden met drijven en haast naar beneden vielen. Hark schrok zo dat hij meteen terug rende naar de heer van de boerderij. Nog dagenlang was hij verstijfd van schrik. Daarom noemen ze Hark nog altijd een stijve hark.
De heer van de boerderij wilde toch echt weten hoe het met de boerderij ging. Daarom stuurde hij een andere dienaar, Kap. Kap was niet bang voor de waakhond. Hij liep op hem af om hem bij zijn halsband te pakken. Maar de waakhond beet Kap in zijn been. Kaps been bloedde. Zijn broek werd helemaal rood. Thuisgekomen noemde iedereen hem daarom Roodkap. Hij had ook nog een tweelingzusje. Je begrijpt dat dat zusje voortaan Roodkapje heette.
De heer besloot toen zijn eigen zoon te sturen, Jos. De waakhond kende Jos goed en zou hem vanzelfsprekend niets doen. Dat dacht de heer. Maar de waakhond dacht daar anders over. Toen de waakhond de zoon van de heer zag, opende hij zijn verschrikkelijk bek en slokte Jos in een keer op.
Nadat de heer hoorde dat Jos was opgevreten door de waakhond, werd hij boos. Hij werd zo boos dat hij in een dag terug rende naar zijn boerderij, een mes pakte, de buik van de waakhond opensneed en zijn zoon Jos bevrijdde uit de buik van de hond.
Dat vond de waakhond niet leuk. ‘Daar lig ik nou, met m’n open buik,’ gromde hij. ‘Hoe moet het nu met me verder?’ De heer dacht even na en antwoordde: ‘Ik heb weleens het sprookje van Roodkapje gehoord. Daarin snijdt een jager de wolf open die de oma van Roodkapje had opgevreten. Daarna deed hij zware stenen in de buik van de wolk, naaide hem weer dicht en smeet hem in de put. Dat zou ik ook kunnen doen… ‘ De waakhond was zo geschrokken dat hij zacht begon te janken. De heer keek naar de waakhond en zei: ‘Ik heb nog een idee. Nu je buik toch open is, kan ik je ook een ander hart geven. Dan verander je van een menseneter in een mensenvriend. Wat wil je? Jij mag kiezen. Stenen in je buik of een ander hart?’ De waakhond hoefde niet lang na te denken. ‘Stenen liggen me nogal zwaar op de maag. En ik zit niet graag in de put. Geef me maar een ander hart.’ Zo veranderde de waakhond van een menseneter in een mensenvriend.
Mocht je ooit bij een boerderij komen en de waakhond willen aaien, vraag eerst aan de boer of hij een menseneter of een mensenvriend is!