Teunis Tuinier had een mooie tuin. Er stonden een hoop bomen: een perenboom, een bananenboom, een notenboom, nog veel meer bomen en ook nog een slagboom. De perenboom zorgde voor peren, de appelboom voor appelen, de notenboom voor noten en de slagboom… die zorgde voor slagen. Hij sloeg de andere bomen. Waarom? Gewoon, omdat hij dat leuk vond.
Teunis Tuinier vond het maar niks, die slagboom die alleen maar sloeg. Op een dag zei Teunis Tuinier dat het tijd werd dat de slagboom ook voor vruchten zou gaan zorgen. Appels, peren, noten, hij mocht zelf kiezen welke. Maar de slagboom had daar geen zin in. Hij had alleen maar zin in slaan.
Teunis Tuinier vertelde de slagboom dat het maar goed was dat hij nog geen hout voor de kachel nodig. had. ‘Waarom?’ vroeg de slagboom. ‘Omdat ik anders brandhout van je zou maken,’ antwoordde Teunis. Teunis Tuinier vertelde een paar weken later dat het maar goed was dat zijn bijl nog niet scherp was. ‘Waarom?’ vroeg de slagboom. ‘Omdat ik je anders zou omhakken,’ antwoordde Teunis. Teunis Tuinier vertelde weer een paar weken later dat de bijl nu wel scherp was. ‘Hoezo?’ vroeg de slagboom. ‘Omdat ik je nu wel ga omhakken.’ En met een grote zwaai, hakte hij de slagboom om.
De omgehakte slagboom begon te huilen. ‘Ga je brandhout van me maken?’ Teunis kon niet zo goed tegen huilende slagbomen. Daarom verkocht hij hem aan de brugwachter. Die zette de slagboom bij de brug. De brugwachter vond dat wel handig. Als de brug openging, kon de slagboom mooi het verkeer tegenhouden.
De slagboom staat al jaren bij de brug. Hij verlangt terug naar de mooie tuin van Teunis Tuinier. En hij schaamt zich omdat hij niet voor vruchten zorgde, maar alleen maar sloeg. Vroeger was hij wit. Nu is er het rood van de schaamte bijgekomen. Ga maar kijken bij de brug. Daar zie je de slagboom staan, wit en rood, heel kaal, zonder vruchten. Tja, had hij maar naar Teunis Tuinier moeten luisteren.