Er was eens een koning die zijn land elke jaar mooier wilde maken. Je begrijpt, dat was geen kwade koning. Wat zeg ik, hij was goed, beter en best tegelijk. Nu was die koning zo goed, beter en best dat hij gemakkelijk in zijn eentje zijn land mooier kon maken. Maar hij wilde het niet alleen doen, dat vond hij minder mooi. Hij deed het liever met anderen. Dat vond hij gezelliger maar vooral goed, beter en best. Vandaar dat die koning elk jaar in de krant zette: dienaren gezocht om mijn land mooier te maken.
Als eerste kwam er een dier met manen dat hinnikte. Het zei: ‘Koning, ik ben heel goed. Ik kan werken als een paard. Laat mij u helpen.’ Dat vond de koning mooi en als hij kon werken als een paard zou hij voortaan ook paard heten.
Als tweede kwam er een dier met uiers. Het dier zei: ‘Koning, ik ben niet alleen goed, zoals het paard, maar ik ben beter. Ik kan melk geven, koeienmelk.’ Dat vond de koning mooi en als zij koeienmelk kon geven, zou ze voortaan koe heten.
Als derde kwam er een heel groot beest met een slurf. dat zei: ‘Koning, ik ben niet alleen goed en beter, ik ben het beste. Ik ben niet alleen goed als het paard en niet alleen beter zoals de koe, maar ik ben sterk als een olifant.’ Dat vond de koning mooi en omdat het beest sterk was als een olifant, zou het voortaan olifant heten.
Toen kwam er geen dier mee. Dat hoefde ook niet. Het paard, de koe en de olifant konden de koning heel goed helpen om het land mooier te maken. Maar ineens hoorden ze een klein stemmetje in de verte: ‘Wacht, wacht, wacht op mij!’ Er kwam een klein rood beestje aan. Hij was zo klein dat hij niet snel kon lopen en hij droeg ook nog een paar zware, zwarte stippen op zijn rug; nou, dan loop je helemaal niet snel. De koning vroeg of hij kon werken als het paard, of hij melk kon geven als de koe, of dat hij sterk was als de olifant. Het rode beestje schudde van nee. ‘Wat kan je dan?’ vroeg de koning. ‘Eigenlijk niks, maar ik houd wel van een mooie wereld.’ Het paard, de koe en de olifant lachten het rode beestje uit. Dat stelde toch niks voor! Maar de koning lachte hem niet uit. Hij zei: ‘Ook al kan je niet veel, je houdt van deze mooie wereld die Onze Lieve Heer gemaakt heeft. Daar begint een mooie wereld mee.’ Zo werd ook het rode beestje een dienaar van de koning.
Hij kreeg trouwens ook een naam die bij hem past: het lieveheersbeestje.