De obervogel … Erg slim was hij niet. Hij werkte in het dierenrestaurant. Dat deed hij goed. Heel goed zelf. Maar veel dingen begreep hij niet zo goed. Zoals op die dag dat de dieren ineens in rep en roer raakten en zich halsoverkop naar dat vreemde schip, de ark van Noach, haastten. Het zou gaan regenen, alles zou overstroomd worden en … De obervogel begreep het allemaal niet. Hij vond dat er iemand op het restaurant moest blijven passen. Dat deed hij dus maar. En zo miste hij de boot.
Het ging regenen. Binnen een mum van tijd stond het restaurant onder water. Niet lang erna stond alles onder water. De obervogel had geen plek meer om te staan en vloog over het onafzienbare wateroppervlak. Hij werd moe. Slim was hij niet, maar hij begreep wel dat zijn laatste uur had geslagen. Hij hief zijn kop omhoog en bad: ‘Heer, als ik in uw hemel kom, mag ik dan ober worden in het hemels restaurant?’
Intussen hadden de engelen de obervogel ontdekt. Zij schrokken. Dit brave beest hoorde toch veilig in de ark te zitten? De lijsten werden er op na geslagen. Inderdaad, de obervogel had in de ark moeten zijn. Maar het was al te laat. De obervogel was te moe en stortte in zee. Maar op het moment dat hij in het water terechtkwam, klonk er uit de hemel een twinkelend woord: ‘Pinguïn!’ De obervogel duikelde en tuimelde ineens door het water en voelde zich helemaal in zijn element.
Als je in de dierentuin komt en naar de pinguïns gaat, zie je hen staan staren. Alsof ze nog steeds niet begrijpen wat hun is overkomen. Maar één ding is duidelijk: ze zijn er helemaal klaar voor om straks in de hemel ober te worden in het hemels restaurant.
(Uit: Stephan de Jong, Verhalen van het goede leven, Veertig verhalen over gulheid, wijsheid en hoop, Kok, Kampen, 2005, p. 83)