
De nachtuil

Er was eens een uil die een vriend zocht. De stad bood hem aan zijn vriend te worden, maar de uil vond de stad veel te rumoerig. De spiegel vroeg of hij zijn vriend mocht zijn, maar de uil meende dat de spiegel hem lelijk maakte als hij erin keek. De zee stelde voor dat hij zijn vriend zou zijn, maar de uil voelde zich verloren tegenover de uitgestrektheid van de zee. Daarop kwam de nacht naar de uil toe. ‘Bij mij vind je geen rumoer maar stilte, bij mij is niets lelijk want mijn donker verbergt alle lelijkheid en bij mij hoef je je niet verloren te voelen want mijn duisternis omgeeft je als een mantel.’ De uil had zijn vriend gevonden. Eén die ook nog sterren droeg. Sindsdien noemt hij zichzelf ‘nachtuil’.