
De muis met het grote ik

‘Nee, ik pas niet meer in een gewoon muizenhol,’ verklaarde Minus. ‘Daar ben ik te bijzonder voor.’ Alleen was het jammer dat hij vanaf die dag wat last had van een vreemd gevoel vanbinnen. De dokter had hem onderzocht en gezegd: ‘Als je ’t mij vraagt, heb je last van een te groot ik. Maar gevaarlijk is het niet. Het gaat vanzelf wel over.’ Opgelucht was Minus weggegaan met zijn staart parmantig zwaaiend boven zijn kop. Plotseling stond er een grote kater voor hem. Katers lusten graag een hapje muis, vooral op vrijdag, dat is bekend. Minus was een muis en het was die dag juist vrijdag. Maar Minus schrok niet. Hij verklaarde plechtig dat de kater moest uitkijken. Hij moest wel bedenken dat hij tegenover een muis stond met een heel groot ik. Nu had de hongerige kater een grote maag met genoeg plaats voor een muis met een groot ik. Zo kwamen Minus en zijn grote ik aan hun eind. Een groot ik gaat dus vanzelf over. Maar ’t is wel gevaarlijk.