
De draak en de vuurvlieg

Er was eens een draak, een echte, eentje die vuur kon spuwen. Dat deed hij met verve, vooral als hij onrecht zag. Zo legde hij het huis van een inbreker in de as. Jammer voor de huizen van de buren die ook afbrandden. Een andere keer zag hij een rover in het bos. Hij brandde alle bomen plat. Weg was die rover. Het bos trouwens ook. Dat ging wat ver. Maar vuur tegen onrecht is heilig vuur, vond de draak. De vuurvlieg meende dat het te veel van het goede was. Zijn vuur zorgde voor een beetje licht in het donker. Een klein teken van hoop, noemde hij dat. Ook dat was heilig vuur. Dit vuur vond de draak te weinig van het goede. De draak en de vuurvlieg hebben er lang over gepraat. Ze praten nog steeds. Wie er gelijk heeft, is nog altijd niet duidelijk.